maandag 1 november 2010

koekenpan

Koekenpan.



“Ze schijten het hele park vol.”

Deze uitspraak kwam van een man, zittend op een bank, die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid reeds gepensioneerd was. De man had een doorgroeft gelaat en een stem die vermoedelijk ‘getekend’ was door een leven lang nuttigen van alcohol houdende dranken en het roken van ‘Zware van Nelle’.
Ik liep met mijn hond te wandelen in het Wilhelminapark vlak bij ons huis in een middelgrote provinciestad waar we destijds woonden.
De hond was van een middelslag en zonder bepaalde merkkentekenen, een bastaard dus. Een allerliefst teefje en we hadden haar goed opgevoed.

“Hoe bedoelt u?” vroeg ik aan de man.
“Al die hondenkak hier! Ik kan geen stap verzetten of ik sta ergens in!” zei de gebroken stem.
“Het zit ook al aan de banden van m’n fiets!” voegde hij er, wijzend op zijn fiets die tegen een boom stond, aan toe.
“U kunt ook beter op de paden blijven,” antwoordde ik een beetje in de contramine.
“Let jij nou maar op je hond!” riep de doorgroefde pensionado.

Ik wees hem op het plastik zakje en een klein formaat tuinschepje en vertelde hem dat mijn vrouw en ik altijd alles opruimden wat onze hond zoal achter liet.

“O ja? en de zeik dan?” schraapte de ‘Zware van Nelle’ reclame sluw.

Daar had ie een punt. Toen we destijds de pup in huis namen besloten we om andere mensen niet lastig te vallen met ‘onze’ hondenuitwerpselen, vandaar dat plastik zakje en het tuinschepje. Maar om nou ook nog met een klein uitgevallen voor consumptieve doeleinden afgekeurde koekenpan achter de hond aan te draven om de ‘kleine boodschap’ op te vangen ging ons beiden te ver! Moest je ook nog precies op het juiste moment de koekenpan tussen de geschrokken hond haar gehurkte achterpootjes schuiven! En dan…… waar moest je met de inhoud naartoe? Wankelend en schuifelend, de gevulde koekenpan voorzichtig voor je uit houdend, met alle attributen naar huis lopen? We namen het besluit om dat niet te doen! Ons milieubewustzijn kwam toen wel even onder druk te staan, dat wel.

“Dat spoelt met de eerste de beste regenbui wel in de vijver,” suste ik probleemoplossend.
“Dat zullen de vissen leuk vinden!” repliceerde de leverkwaal ad rem.
“Goh, hebt u ook al verstand van vissen?” vroeg ik met een ondertoon van sarcasme.
“Kun je wel stellen, ik heb m’n hele leven bijna op zee doorgebracht,” stelde de eigenaar van de fiets met de besmeurde banden met zekerheid vast.
“Aardig wat havensteden aan de warme kant bestudeerd zeker,” zei ik ietwat haatdragend, zijn gelaat wat intensiever bestuderend.
“Dat ga ik jou niet aan je neus hangen, snotbongel!” riep de man recalcitrant. (Ik was toen nog een stuk jonger moet u weten en in zijn omfloerste en met staar bezwangerde ogen nog een jonge man.)
“Nou, dan ga ik maar weer eens verder,” merkte ik beledigd op.
“Lijkt me een strak plan en vergeet vooral die rothond niet!” meende hij nog te moeten roepen.
Toen ik om de vijver heen was gelopen kon ik aan de overzijde zien dat de man op de bank inmiddels een andere hondenbezitter ‘onder vuur’ had genomen.
Met wraakzuchtige gedachten ben ik huiswaarts gelopen.
Mijn hond, uiteindelijk de oorzaak van alles, was even vrolijk als altijd en had niets van het twistgesprek gemerkt. Gelukkig maar!
Thuis heb ik m’n belevenissen aan mijn vrouw verteld en zij moest er smakelijk om lachen.
Ik eigenlijk niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten